Als baby's groter worden is het tijd om naast de melkvoeding ook vaste voeding te geven. Ouders hebben informatie nodig wanneer en hoeveel vaste voeding hun kind nodig heeft en hoe snel kinderen in het algemeen vaste voeding leren eten en leren drinken uit een beker.
Vrouwen kunnen geïnformeerde beslissingen nemen met betrekking tot het starten van voeding anders dan borstvoeding en kunstvoeding.
S4.1) Baby’s krijgen tot de leeftijd van ongeveer zes maanden geen andere voeding aangeboden, noch extra vocht, tenzij op medische indicatie.
S4.2) Aan vrouwen die borstvoeding geven wordt uitleg gegeven over de manier waarop de melkvoeding als bijvoeding gegeven wordt.
S4.3) Aan vrouwen die borstvoeding geven wordt uitgelegd dat de borstvoeding, gecombineerd met andere voedingsmiddelen kan doorgaan zolang moeder en kind dat wensen.
S4.4) Aan ouders wordt uitgelegd hoe zij op geleide van hun kind, vaste voeding kunnen introduceren.
S4.5) Aan vrouwen wordt uitgelegd hoe zij het geven van borstvoeding kunnen combineren met werk of studie buitenshuis.
S4.i.1) De organisatie heeft een indicatieprotocol voor aanvaardbare medische redenen voor het geven van bijvoeding.
S4.i.2)In het beleid is vastgelegd dat medewerkers ouders informeren over de manier van bijvoeding geven.
S4.i.3)De organisatie heeft een glucoseprotocol met aandacht voor het voorkomen van hypoglycaemie door middel van huidcontact tussen moeder en baby en frequente voedingen (bij borstvoeding: aan de borst).
S4.i.4) Het beleid voor eigen medewerkers om borstvoeding met werk te combineren is actief, uitnodigend en stimuleert om werk en borstvoeding of kolven te combineren.
S4.i.5) In het beleid staat dat het kind tot de leeftijd van ongeveer zes maanden over het algemeen geen andere voeding nodig heeft dan moedermelk en dat de borstvoeding, gecombineerd met andere voedingsmiddelen, daarna kan doorgaan zolang moeder en kind dat wensen.
S4.i.6) In het beleid staat dat de baby tot de leeftijd van zes maanden over het algemeen geen andere voeding nodig heeft dan kunstvoeding. Vaste voeding wordt aangeboden volgens de in Nederland geldende richtlijnen.
S4.i.7) Aan vrouwen die borstvoeding geven wordt uitleg gegeven over de manier waarop de bijvoeding gegeven wordt.
Bij ouders wordt standaard 4 getoetst op de volgende criteria:
S4.c.1) Van de vrouwen die borstvoeding geven, kan 100% aangeven dat zij haar baby geen bijvoeding gaf, zonder aanvaardbare medische reden.
S4.i.2) Van de vrouwen met een borstgevoede baby jonger dan acht dagen kan 80% aangeven dat de baby geen bijvoeding heeft gekregen, tenzij op medische indicatie
Van de vrouwen met een borstgevoede baby ouder dan drie maanden kan 80%
S4.c.3) aangeven dat het advies is gegeven om vast voedsel uit te stellen tot de baby ongeveer zes maanden oud is.
S4.c.4) aangeven dat zij zich gesteund voelen om borstvoeding te geven zolang als moeder en kind dat willen.
S4.c.5) En ze bevestigen voorlichting te hebben gekregen over combineren borstvoeding en werk.
S4.c.6) De groep vrouwen die werk of studie met borstvoeding combineren, geeft aan met de voorlichting voldoende te zijn geholpen.
Van de vrouwen met een baby die geen borstvoeding krijgt (na drie maanden), bevestigt 80% of meer dat:
S4.c.7) zij het advies kregen om vast voedsel uit te stellen tot de baby ongeveer zes maanden oud is, dan wel welke bijzondere aanleiding er was om eerder te beginnen met vast voedsel.
S4.c.8) Ook bevestigen zijn dat voeden op verzoek de geadviseerde voedingswijze bleef.